Opslag gasflessen

Let op dat het opslaan van volle, gebruikte en lege gasflessen veilig gebeurt. Er worden verschillende eisen gesteld aan de opslagvoorziening. Bij calamiteiten worden de hulpdiensten opgevangen door de organisatie. Deze hulpdiensten moeten weten waar de grootste risico’s zijn. De opslag van gasflessen is een van deze grote risico’s. Communiceer deze tijdig.

Veilig gebruiken

Zorg dat gasflessen juist worden opgesteld: kranen en aansluitpunten bevinden zich aan de bovenzijde, zijn niet voor publiek toegankelijk en zijn bij brand gemakkelijk af te sluiten of te verwijderen. Een gasfles moet bij de afsluiter zijn beschermd. Een afneembare bescherming mag alleen worden verwijderd als een fles wordt aangesloten.

Opslag gasflessen

  • Zorg dat de gasflessen op een veilige plaats worden opgeslagen. Een opslagplaats bij voorkeur buiten of in een goed geventileerde ruimte. Bij een goed geventileerde ruimte moet u denken aan een ruimte met verschillende ventilatie-openingen die zo ver mogelijk uit elkaar liggen en waar er continu ventilatie kan plaatsvinden.
  • Gasflessen mogen niet worden opgeslagen binnen een afstand van 5 meter van brandbare materialen.
  • Zorg dat de opslag plaats niet toegankelijk is voor publiek. Aan de buitenzijde van de opslagruimte moet een opschrift ‘roken en open vuur verboden’ zijn aangebracht.

Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen

Voor een gasverbruikstoestel met toebehoren gelden de
volgende voorschriften:

  • De in het gasverbruikstoestel en toebehoren toegepaste brandstof is overeenkomstig de technische specificaties van de leverancier van het toestel;
  • De verbinding tussen een gastank of gasfles en gasverbruikstoestel verkeert in goede staat van onderhoud, is niet uitgedroogd, vertoont geen andere beschadigingen en is niet ouder dan 10 jaar of dan het aantal jaren dat volgens de productspecificatie als levensduur kan worden aangehouden;
  • Een gastank of gasfles en een gasverbruikstoestel zijn stabiel opgesteld; 
  • Een gastank of gasfles en een gasverbruikstoestel staan niet in een vluchtroute;
  • Het toegepaste drukreduceersysteem is op een van de volgende wijzen gemonteerd:
    • Direct op de kraan van de gastank of gasfles;
    • Door gebruik van een geschikte flexibele hogedrukslang tussen gasfles en drukreduceersysteem, die niet langer is dan 0,4 m, of dan 0,75 m indien een uitschuiflade wordt toegepast voor het plaatsen van de flessen.
    • Het toegepaste drukreduceersysteem is zodanig, dat de druk waaronder het gas aan een verbruikstoestel wordt toegevoerd, niet hoger is dan de werkdruk die door de fabrikant van het verbruikstoestel is voorgeschreven.
    • Bij gelijktijdige aansluiting van meer gasflessen behoort de installatie te zijn voorzien van een voorziening die het ontsnappen van onverbrand gas voorkomt indien een van de flessen is afgekoppeld.

De bovenstaande richtlijnen zijn niet uitputtend. Oordeel altijd zelf welke maatregelen u moet nemen om de (brand)veiligheid te waarborgen. Raadpleeg daarbij het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.